Terug naar Epiros
Home > Epiros > Geschiedenis Epiros

De geschiedenis van Epiros

Lang geleden had elk volk zijn eigen goden. De Grieken hielden er zeer kleurrijke op na. Een aardig trekje van die goden was dat ze mensen af en toe via priesters en priesteressen een blik gunden in het hiernamaals. Die gaven de boodschappen van goden en gestorvenen in verwarde of verhullende taal, de zogenaamde orakeltaal, aan de raadvragers door. Bij de stad Ioánnina was zo’n mysterieuze plek waar men de goden om advies kon vragen. Dit is het Orakel van Dodóni.

Dodenorakel


Een ander orakel is dat van Nekrománteion ofwel Dodenorakel. Homerus verhaalt hier over in zijn Ódyssee. Het is niet ver van het dorp Mesopótamos, dat tussen de rivieren betekent. Eén daarvan is de Achéron. In de oudheid was men er zeker van dat deze rivier in verbinding stond met de Styx, die de grensrivier met het dodenrijk zou zijn. Men legde een muntstuk in de mond van gestorven familieleden want Charon, de veerman, moest tenslotte betaald worden voor het overzetten naar het dodenrijk. Volgens het geloof in die tijd konden de zielen van de gestorvenen de toekomst voorspellen en allerlei verborgenheden zien. Priesters bedachten dat het handig was zo dicht mogelijk bij die doden te gaan zitten, maar liever niet op dezelfde plek. Dat werd aan de Achéron. Wilde iemand van het gewone volk de raad van een gestorvene, dan kon hij de bemiddeling inroepen van de priester. Dat kostte wel tijd, om precies te zijn een hele maand. In die tijd daalde de raadvrager met de priester af in de aardedonkere gangen en doolhoven van het heiligdom. Hij moest offers brengen en kreeg vruchten of zaden te eten die geestverruimend werkten of net het tegenovergestelde effect hadden. Hoe dan ook, aan het eind van de maand was hij of zij zo gedesoriënteerd, dat hij werkelijk meende de opgeroepen geest te ontmoeten. De orakeltaal, oftewel de wartaal van de priester, maakte dit geloof compleet. Na de ontmoeting met de dode moest de raadvragende nog drie dagen blijven om te herstellen van de schok. Hij kreeg verder absolute zwijgplicht. Overtreding zou de dood tot gevolg hebben. In 168 v.Chr. werd dit heiligdom door de Romeinen verwoest.

Orakel van Dodóni


Twintig kilometer ten zuiden van Ioánnina ligt Dodóni. Drieduizend jaar geleden kwam men hier al naar toe, omdat op deze heilige plek priesteressen de goden konden raadplegen. In orakeltaal konden zij vervolgens raad geven. Aanvankelijk was het heiligdom gewijd aan de godin van de aarde, Gea. Van haar mochten de priesteressen zich nooit wassen. Later werd vooral Zeus vereerd. De bekende koning Pyrrus zou dit heiligdom omstreeks 300 v.Chr. grondig verbouwd hebben. Toen de Romeinen dit gebied toch in bezit kregen, hebben ze van het Orakel van Dodóni een groot theater gemaakt. Dat bestaat nog steeds en er worden ook nu nog Griekse drama’s opgevoerd.

Als men een overwinning behaalt, maar direct erna voor Pampus ligt, heet dat een Pyrrusoverwinning. Koning Pyrrus van Épiros versloeg in 280 v.Chr. namelijk de Romeinen, maar zijn legers waren daarna zo uitgeput dat Épiros in Romeinse handen viel, in plaats van dat Pyrrus een stukje Italië kreeg. Vervolgens hebben de Romeinen het stadje Kassópe in Épiros volledig verwoest. Omgekeerd bouwden zij niet ver daar vandaan een geheel nieuwe stad, Nikópolis.

De koning van Thessalía had twee zonen. De ene deed zich voor als een oppassende prins. De andere, Píndos, was ruig van aard en jaagde graag met vrienden in de bergen. In dat gebied leefde een draak waar Píndos vriendschap mee had gesloten. Hij deelde altijd zijn jachtbuit met het monster. Toen de koning stierf, volgde de brave zoon hem op. Bang dat grote broer Píndos hem ooit het koningschap zou betwisten, trok hij met een leger de bergen in en doodde zijn broer. De draak nam wraak door de moordenaars allemaal te verslinden. De vrienden van Píndos noemden het bergland voortaan Píndos-gebergte.

Ali Pasja


De beruchtste Turkse onderdrukker in Épiros was Ali Pasja. Hij kwam uit het Albanese grensgebied en was in dienst getreden van het Turkse regiem. Omstreeks 1800 gaven de Turken hem het bestuur over Épiros in handen. Dat oefende hij zo wreed uit dat het zelfs zijn directe superieuren te gortig werd. Zij lieten hem arresteren en vermoorden door Turkse militairen.

Tijdens de eeuwenlange Turkse bezetting is de Griekse bevolking veel leed aangedaan. Uit het geringe aantal moskeeën en de duizenden kerkjes die er zijn, kan men concluderen dat het islamitische bewind geen serieuze pogingen gedaan heeft zijn godsdienst hier op te dringen. In Ioánnina staan wel een paar moskeeën, die niet meer als zodanig dienst doen.

De beroemdste brug van de provincie Épiros ligt over de rivier Árachthos bij de stad Árta. Het Turkse stadsbestuur gaf omstreeks 1600 opdracht tot de bouw. Het werk wilde de oppermetselaar en zijn ambachtslieden echter maar niet lukken. Wat ze overdag bouwden, stortte ‘s nachts weer in. Ze werden wanhopig. Op een dag zat er een vogeltje op de puinhoop. De oppermetselaar hoorde het zingen: “Neem je vrouw voor de bouw van de brug en offer vlug”. De bouwmeester, zielsbedroefd, deed wat hem werd gevraagd. Hij liet zijn allerliefste levend inmetselen in een pijler. Nu kwam de brug wel af. Maar het voorafgaande prutswerk bleef zichtbaar. De hoogste boog bijvoorbeeld had in het midden moeten zitten, maar zit nu op een andere plaats. Het is een legende, maar men zegt dat ruim zestig jaar geleden een menselijk skelet ontdekt is in een holte van de brug.

Deel met vrienden of reisgenoten