Bij de bakker
Als we spreken over de bakker gebruiken wij het woord foúrnos, het Griekse woord voor oven. Echter is het officiële woord wat in veel bakkerijen ook te zien is artopoieio, een samenstelling van het woord ártos, brood, en poio, dat ik maak. Tegenwoordig vraagt bijna niemand meer om ártos, maar we vragen om psomí. Dit is afgeleid van het Oudgriekse woord psomós, ofwel een hapje.
We begroeten de bakker en vragen om een brood
‘Kaliméra sas, boró ná écho éna psomí parakaló?’
De bakker vraagt je welk brood je dan wilt
‘Ti psomí thélete?’
Als we vragen naar een normaal brood gebruiken we het woord fratzóla
‘Kaliméra sas, boró ná écho mia fratzóla psomí parakaló?’
We kennen natuurlijk meerdere soorten brood. Een rond brood noemen we karvéli, een brood dat op traditionele wijze is gemaakt met verse gist noemen we choriátiko en als we een brood met zaadjes willen, dan vragen we om polýsporo.
De nummer één snack of zelfs lunch van Griekenland is de tirópita, ofwel kaasbroodje gemaakt van enige soort Griekse kaas. Veel bakkerijen hebben hun goede of slechte status hieraan te danken. Andere snacks die we graag eten zijn tirokoúlouro, kaasbroodje in een andere vorm en met ander deeg en kouloúri, een rond broodje in de vorm van een ring met sesamzaadjes. Deze laatste worden vaak gegeten door kleine kinderen of zelfs volwassenen tussendoor op de hand.
Woorden die we nu geleerd hebben:
Foúrnos: bakkerij
Artopoieio: bakkerij
Fratzóla: normaal brood
Karvéli: rond brood
Choriátiko: dorpsbrood
Polýsporo: brood met zaadjes
Tyrópita: kaasbroodje
Tyrokoúlouro: kaasbroodje in een andere vorm met ander deeg
Kouloloúri: rond broodje in de vorm van een ring met sesamzaadjes.